zondag 29 april 2012

Goed Fout


Toen ik op de lagere school zat, was het nog duidelijk hoe het zat met de oorlog. De meester legde het uit: Je had de Joden en die waren zielig, je had mensen die in het verzet gezeten hadden, dat waren helden en je had moffen, dat waren Duitsers, en die waren slecht.

Dat de Joden zielig waren, dat snapte ik wel. Die werden in veecontainers weggevoerd om vergast te worden. Dat vond ik toen al onbegrijpelijk gruwelijk en dat vind ik nog steeds.

Dat mensen die in het verzet gezeten hadden helden waren, snapte ik ook wel. Hoewel, er kwam een keer zo’n verzetsheld op school. Het bleek een oude man die achteroverleunend in zijn stoel over de ene na de andere verzetsdaad vertelde waarin hij zelf steeds een glansrol vervulde. Ik vond het een beetje een nare man. Maar hij had wel goede dingen gedaan.

Dat de Duitsers slecht waren, dat snapte ik niet. Ik had natuurlijk wel films gezien waarin ik zag dat het de Duitsers waren die met korte, harde bevelen, de Joden soms letterlijk de veewagens in schopten, maar ik kon maar niet begrijpen dat die ‘slechtheid’ precies begon bij onze landsgrens. Waarom zouden de mensen uit Nieuweschans nog ‘goed’ zijn en die uit een plaatsje een paar kilometer verderop, uit Leer in Duitsland, niet meer. 

Ik vroeg het mijn vader. Die legde mij uit dat mensen niet goed of slecht zijn, maar dat verschil in omstandigheid maakt dat mensen soms verschillende keuzes maken en dat dat soms hele foute keuzes zijn. Maar dat we allemaal onder de juiste, of juist níet juiste, omstandigheden slecht kunnen zijn.

‘Ik ook?’ ‘Ja, jij ook’. 

Ik ken mijn vader als iemand die veel begrip had voor het feit dat mensen foute keuzes maken, maar tegelijkertijd ook meedogenloos was als hij vond dat iemand hypocriet was. Ik weet nog dat de gereformeerde dominee uit ons dorp een keer bij ons thuis was en door mijn vader flink de oren gewassen kreeg, omdat mijn vader vond dat hij loze praatjes verkondigde. Zo’n dominee verliet dan al ‘ja-maar-end’ ons huis. En ik genoot ervan!

Ik heb pas veel later begrepen waar die combinatie van begrip voor fouten en allergie voor hypocrisie vandaan kwam. Mijn vader was de zoon van een NSB’er.

Ik hoorde dat pas toen mijn vader al dood was (hij overleed toen ik 14 was) en ik heb hem dus nooit kunnen vragen hoe het voor hem was, wat hij er van meegekregen heeft: hij was vijf toen de oorlog begon. Ik kon het ook niet aan mijn grootvader vragen, want die was al overleden voordat ik geboren was en die heb ik dus niet gekend.

Ik schrok heel erg toen ik het hoorde, ik stam liever af van een held dan van een verrader. En ik kon het eerst ook niet rijmen met mijn vader die juist zo’n sterk ontwikkeld rechtvaardigheidsgevoel had. Hoe kon het dan dat zíjn vader fout was? Mijn moeder drukte mij op het hart het nooit aan iemand te vertellen, de mensen zouden het niet begrijpen en mij er op aankijken. Dat leek me gek, want wat kon ík er nu aan doen, ik bestónd nog niet eens toen dat gebeurde. Maar ik denk wel dat ze gelijk had, zeker tóen, in dat dorp.

We spraken er niet over en het verdween naar de achtergrond. Het speelde eigenlijk geen rol in mijn leven. Dácht ik.

Tot ik, bijna 20 jaar later, het gedicht lees van een 15-jarige jongen met de naam Auke. Een jongen die vernoemd is naar zijn oudoom die bij de Waffen-SS heeft gezeten. Een jongen die een oproep doet om ook zijn oom te gedenken op 4 mei, omdat ook híj slachtoffer is van de oorlog.

Het gedicht komt als een mokerslag bij me binnen. Het eerste wat ik denk is: jongen waarom zeg je dit nu. Ze zullen je niet begrijpen. Ze zullen je van alle kanten aanvallen, ze zullen zeggen dat je heult met de Nazi’s. En dan lees ik het gedicht nog eens en dan besef ik me dat hier een 15-jarige jongen staat die het leven snapt. Die de mens en de daad van elkaar weet te scheiden. Die compassie heeft met zijn oom en afschuw heeft voor zijn keuze, die fout bleek. Heel fout.

De jongen is moedig om dit gedicht te durven voorlezen op 4 mei. Oog in oog met de slachtoffers van zijn oudoom. En met de hoop om samen te kunnen gedenken. Dader en slachtoffer, hand in hand. Omdat het morgen andersom kan zijn. 

Het is misschien te vroeg.

Ik denk terug aan mijn vader die zíjn tienerjaren beleefde in de jaren ’50. Met een vader die NSB’er was geweest. Wat zal er door hem heen zijn gegaan. Iemand van wie hij waarschijnlijk veel hield en waar hij misschien wel bij op keek, was fout geweest in de oorlog. Bovendien had hij zijn vaders bloed, wat zou het over hemzelf zeggen?

Wat zegt het over mij? Mijn grootvader was NSB’er. Ik ken zijn motieven niet. Ik weet alleen wat mijn vader mij leerde, dat iederéen slecht kan zijn, ik dus ook. En dat we soms pas achteraf weten wat goed en wat fout was. Want dat er goed en fout bestaat, daar ben ik van overtuigd. Alleen zijn het niet de mensen die goed of fout zijn, maar hun daden.

In mijn psychologiestudie werd dit beeld meer dan eens bevestigd. Mensen zijn tot de grootste gruweldaden in staat, als de condities zich er maar voor lenen. Maar er is ook hoop. Er lijkt in ieder mens een soort moraliteitsbesef te bestaan, een universeel idee over wat eerlijk is en wat niet. 


We wéten het dus wel, diep van binnen, maar we worden geleid door sterke krachten, meestal angst. De angst niet bij de groep te horen bijvoorbeeld of de angst aan het kortste eind te trekken als we een ander hetzelfde gunnen als onszelf. En ja, dan kunnen we anderen verschrikkelijke dingen aandoen. We zijn in staat mensen willens en wetens dood te martelen of dood te laten hongeren. En doen we het niet zelf, dan laten we het wel gebeuren. We zijn laf.

De enige uitweg is kennis. Kennis over jezelf. Over wat maakt dat je het goede doet en wat maakt dat je een NSB’er wordt, of een SS’er, een kampbeul. Of dichterbij huis, dat je stemt op een partij die mensen uitsluit, of op een partij die zo’n partij laat meeregeren over ons land. Het begint vaak klein. We vergoelijken onze daden. Het is allemaal niet zo erg, we gebruiken geen geweld, we willen alleen voor onszelf opkomen. Maar we vergeten dat het ten koste van anderen is.

Door het gedicht van Auke besefte ik dat die rotoorlog ook in mij zit, via mijn vader die zich zo pijnlijk bewust was van onze menselijke kwetsbaarheden.

En er ligt een verantwoordelijkheid om elkaar scherp te houden, om kennis te delen, om te zorgen dat we ons niet laten verleiden door angst.

Ik voel die verantwoordelijkheid. En het was Auke die mij hiervan bewust maakte.



Lees hier het gedicht van Auke:

'Foute Keuze'

Mijn naam is Auke Siebe Dirk 
Ik ben vernoemd naar mijn oudoom Dirk Siebe
Een jongen die een verkeerde keuze heeft gemaakt
Met verkeerde idealen
Vluchtte voor de armoede
Hoopte op een beter leven
Geen weg meer terug
Als een keuze is gemaakt
Alleen een weg vooruit
Die hij niet ontlopen kan

Vechtend tegen Russen
Angst om zelf dood te gaan
Denkend aan thuis
Waar Dirk z'n toekomst nog beginnen moet
Zijn moeder is verscheurd door de oorlog
Mama van elf kinderen, waarvan vier in het verzet zitten
En een vechtend aan het oostfront
Alle elf had ze even lief

Dirk Siebe kwam nooit meer thuis

Mijn naam is Auke Siebe Dirk
Ik ben vernoemd naar Dirk Siebe
Omdat ook Dirk Siebe niet vergeten mag worden.
Geen weg meer terug
Als een keuze is gemaakt
Alleen een weg vooruit
Die hij niet ontlopen kan
Vechtend tegen Russen
Angst om zelf dood te gaan
Denkend aan thuis
Waar Dirk z'n toekomst nog beginnen moet
Zijn moeder is verscheurd door de oorlog
Mama van elf kinderen, waarvan vier in het verzet zitten
En een vechtend aan het oostfront
Alle elf had ze even lief

Dirk Siebe kwam nooit meer thuis
Mijn naam is Auke Siebe Dirk 


Ik ben vernoemd naar Dirk Siebe
Omdat ook Dirk Siebe niet vergeten mag worden.