donderdag 17 mei 2012

Appie


Wachten.
Een schaduw op de muur. 

Telefoon. Naar buiten lopen.
Beslissing.

Weer naar binnen. 
Alles nog hetzelfde. 


De adem. 
Rustig, regelmatig.


Een blik. 
Een lange tijd.


Koffie? Ja lekker, met melk en suiker.

De melk en suiker vergeten. Zie je later pas. Haha.


Een rare kier bij het raam. Rare kier, heeft niemand die eerder gezien?

Mooie bloemen.


Vasthouden. Loslaten. 
Nee. Vasthouden.

Wat wilt u eten voor lunch?
Sorry, nog niet gekeken, ik laat het zo weten.


Met vanillevla, ja dank u.


Telefoon. Nee nog niks bekend.


Weer terug. Hetzelfde? Of anders?

De ademhaling. Regelmatig. 
Zijn hand. Warm. 


Een koek. 
Een gedachtenloze hap. 

Gedachten.


De dokter. Oogcontact.
Woorden. Ernstige woorden.

Een blik. Een hand op de schouder. 


Telefoon.

zondag 29 april 2012

Goed Fout


Toen ik op de lagere school zat, was het nog duidelijk hoe het zat met de oorlog. De meester legde het uit: Je had de Joden en die waren zielig, je had mensen die in het verzet gezeten hadden, dat waren helden en je had moffen, dat waren Duitsers, en die waren slecht.

Dat de Joden zielig waren, dat snapte ik wel. Die werden in veecontainers weggevoerd om vergast te worden. Dat vond ik toen al onbegrijpelijk gruwelijk en dat vind ik nog steeds.

Dat mensen die in het verzet gezeten hadden helden waren, snapte ik ook wel. Hoewel, er kwam een keer zo’n verzetsheld op school. Het bleek een oude man die achteroverleunend in zijn stoel over de ene na de andere verzetsdaad vertelde waarin hij zelf steeds een glansrol vervulde. Ik vond het een beetje een nare man. Maar hij had wel goede dingen gedaan.

Dat de Duitsers slecht waren, dat snapte ik niet. Ik had natuurlijk wel films gezien waarin ik zag dat het de Duitsers waren die met korte, harde bevelen, de Joden soms letterlijk de veewagens in schopten, maar ik kon maar niet begrijpen dat die ‘slechtheid’ precies begon bij onze landsgrens. Waarom zouden de mensen uit Nieuweschans nog ‘goed’ zijn en die uit een plaatsje een paar kilometer verderop, uit Leer in Duitsland, niet meer. 

Ik vroeg het mijn vader. Die legde mij uit dat mensen niet goed of slecht zijn, maar dat verschil in omstandigheid maakt dat mensen soms verschillende keuzes maken en dat dat soms hele foute keuzes zijn. Maar dat we allemaal onder de juiste, of juist níet juiste, omstandigheden slecht kunnen zijn.

‘Ik ook?’ ‘Ja, jij ook’. 

Ik ken mijn vader als iemand die veel begrip had voor het feit dat mensen foute keuzes maken, maar tegelijkertijd ook meedogenloos was als hij vond dat iemand hypocriet was. Ik weet nog dat de gereformeerde dominee uit ons dorp een keer bij ons thuis was en door mijn vader flink de oren gewassen kreeg, omdat mijn vader vond dat hij loze praatjes verkondigde. Zo’n dominee verliet dan al ‘ja-maar-end’ ons huis. En ik genoot ervan!

Ik heb pas veel later begrepen waar die combinatie van begrip voor fouten en allergie voor hypocrisie vandaan kwam. Mijn vader was de zoon van een NSB’er.

Ik hoorde dat pas toen mijn vader al dood was (hij overleed toen ik 14 was) en ik heb hem dus nooit kunnen vragen hoe het voor hem was, wat hij er van meegekregen heeft: hij was vijf toen de oorlog begon. Ik kon het ook niet aan mijn grootvader vragen, want die was al overleden voordat ik geboren was en die heb ik dus niet gekend.

Ik schrok heel erg toen ik het hoorde, ik stam liever af van een held dan van een verrader. En ik kon het eerst ook niet rijmen met mijn vader die juist zo’n sterk ontwikkeld rechtvaardigheidsgevoel had. Hoe kon het dan dat zíjn vader fout was? Mijn moeder drukte mij op het hart het nooit aan iemand te vertellen, de mensen zouden het niet begrijpen en mij er op aankijken. Dat leek me gek, want wat kon ík er nu aan doen, ik bestónd nog niet eens toen dat gebeurde. Maar ik denk wel dat ze gelijk had, zeker tóen, in dat dorp.

We spraken er niet over en het verdween naar de achtergrond. Het speelde eigenlijk geen rol in mijn leven. Dácht ik.

Tot ik, bijna 20 jaar later, het gedicht lees van een 15-jarige jongen met de naam Auke. Een jongen die vernoemd is naar zijn oudoom die bij de Waffen-SS heeft gezeten. Een jongen die een oproep doet om ook zijn oom te gedenken op 4 mei, omdat ook híj slachtoffer is van de oorlog.

Het gedicht komt als een mokerslag bij me binnen. Het eerste wat ik denk is: jongen waarom zeg je dit nu. Ze zullen je niet begrijpen. Ze zullen je van alle kanten aanvallen, ze zullen zeggen dat je heult met de Nazi’s. En dan lees ik het gedicht nog eens en dan besef ik me dat hier een 15-jarige jongen staat die het leven snapt. Die de mens en de daad van elkaar weet te scheiden. Die compassie heeft met zijn oom en afschuw heeft voor zijn keuze, die fout bleek. Heel fout.

De jongen is moedig om dit gedicht te durven voorlezen op 4 mei. Oog in oog met de slachtoffers van zijn oudoom. En met de hoop om samen te kunnen gedenken. Dader en slachtoffer, hand in hand. Omdat het morgen andersom kan zijn. 

Het is misschien te vroeg.

Ik denk terug aan mijn vader die zíjn tienerjaren beleefde in de jaren ’50. Met een vader die NSB’er was geweest. Wat zal er door hem heen zijn gegaan. Iemand van wie hij waarschijnlijk veel hield en waar hij misschien wel bij op keek, was fout geweest in de oorlog. Bovendien had hij zijn vaders bloed, wat zou het over hemzelf zeggen?

Wat zegt het over mij? Mijn grootvader was NSB’er. Ik ken zijn motieven niet. Ik weet alleen wat mijn vader mij leerde, dat iederéen slecht kan zijn, ik dus ook. En dat we soms pas achteraf weten wat goed en wat fout was. Want dat er goed en fout bestaat, daar ben ik van overtuigd. Alleen zijn het niet de mensen die goed of fout zijn, maar hun daden.

In mijn psychologiestudie werd dit beeld meer dan eens bevestigd. Mensen zijn tot de grootste gruweldaden in staat, als de condities zich er maar voor lenen. Maar er is ook hoop. Er lijkt in ieder mens een soort moraliteitsbesef te bestaan, een universeel idee over wat eerlijk is en wat niet. 


We wéten het dus wel, diep van binnen, maar we worden geleid door sterke krachten, meestal angst. De angst niet bij de groep te horen bijvoorbeeld of de angst aan het kortste eind te trekken als we een ander hetzelfde gunnen als onszelf. En ja, dan kunnen we anderen verschrikkelijke dingen aandoen. We zijn in staat mensen willens en wetens dood te martelen of dood te laten hongeren. En doen we het niet zelf, dan laten we het wel gebeuren. We zijn laf.

De enige uitweg is kennis. Kennis over jezelf. Over wat maakt dat je het goede doet en wat maakt dat je een NSB’er wordt, of een SS’er, een kampbeul. Of dichterbij huis, dat je stemt op een partij die mensen uitsluit, of op een partij die zo’n partij laat meeregeren over ons land. Het begint vaak klein. We vergoelijken onze daden. Het is allemaal niet zo erg, we gebruiken geen geweld, we willen alleen voor onszelf opkomen. Maar we vergeten dat het ten koste van anderen is.

Door het gedicht van Auke besefte ik dat die rotoorlog ook in mij zit, via mijn vader die zich zo pijnlijk bewust was van onze menselijke kwetsbaarheden.

En er ligt een verantwoordelijkheid om elkaar scherp te houden, om kennis te delen, om te zorgen dat we ons niet laten verleiden door angst.

Ik voel die verantwoordelijkheid. En het was Auke die mij hiervan bewust maakte.



Lees hier het gedicht van Auke:

'Foute Keuze'

Mijn naam is Auke Siebe Dirk 
Ik ben vernoemd naar mijn oudoom Dirk Siebe
Een jongen die een verkeerde keuze heeft gemaakt
Met verkeerde idealen
Vluchtte voor de armoede
Hoopte op een beter leven
Geen weg meer terug
Als een keuze is gemaakt
Alleen een weg vooruit
Die hij niet ontlopen kan

Vechtend tegen Russen
Angst om zelf dood te gaan
Denkend aan thuis
Waar Dirk z'n toekomst nog beginnen moet
Zijn moeder is verscheurd door de oorlog
Mama van elf kinderen, waarvan vier in het verzet zitten
En een vechtend aan het oostfront
Alle elf had ze even lief

Dirk Siebe kwam nooit meer thuis

Mijn naam is Auke Siebe Dirk
Ik ben vernoemd naar Dirk Siebe
Omdat ook Dirk Siebe niet vergeten mag worden.
Geen weg meer terug
Als een keuze is gemaakt
Alleen een weg vooruit
Die hij niet ontlopen kan
Vechtend tegen Russen
Angst om zelf dood te gaan
Denkend aan thuis
Waar Dirk z'n toekomst nog beginnen moet
Zijn moeder is verscheurd door de oorlog
Mama van elf kinderen, waarvan vier in het verzet zitten
En een vechtend aan het oostfront
Alle elf had ze even lief

Dirk Siebe kwam nooit meer thuis
Mijn naam is Auke Siebe Dirk 


Ik ben vernoemd naar Dirk Siebe
Omdat ook Dirk Siebe niet vergeten mag worden.

 





zondag 5 februari 2012

Twitter

Nú al de persoon van het jaar 2012. Misschien zeg je: “Ja maar @antjevisser, Twitter is toch helemaal geen persoon?” Dat heb je dus verkeerd, Twitter is wel een persoon, het is een persoon die er altijd is, en die jij volgt als je schaduw.

Twitter is ook niet oppervlakkig, wát andere mensen ook zeggen daarover, geloof ze niet! Twitter is het slimste sociale medium dat er bestaat. Het is namelijk niet gebaseerd op reciprociteit. Dat is een moeilijk woord voor wederkerigheid of in FaceBook-termen: ‘vrienden zijn’, maar dat wist je natuurlijk wel. Bij Twitter kun je mensen volgen zonder dat ze jou terugvolgen, dat betekent dus ook dat je mensen kunt volgen die jou niet interessant vinden, maar jij hen wel.

En dat gaat tegen onze natuur in. Normaal gesproken vinden we alleen die mensen leuk en aardig en intelligent die ons ook leuk en aardig en intelligent vinden. Dat helpt ons in het echte leven, want dan gaan we vooral om met die mensen die ons zouden helpen als we het even een tijdje wat moeilijker hebben. Het is een overlevingsmechanisme.

Maar op Twitter hoeft dat dus niet. Je kunt Twitter precies zo maken zoals je hem wilt hebben. Wil je een toefje wijsheid, dan volg je @paulocoelho, maar vind je dat alleen te saai (wat ik me goed kan voorstellen, want die man maakt zelden een grap), dan volg je @sylviawitteman erbij voor de dagelijkse portie humor. Wil je daarnaast ook nog wat zurige woordgrappen in de vroege ochtend dan volg je gezellig @guuskuijer en weet je weer wat voor optimistisch mensbeeld je er zelf toch op na houdt. En dan heb ik het nog niet eens over alle politici die op Twitter zijn, sommigen best onderhoudend. Je kunt de persoon Twitter dus precies zo interessant en onderhoudend maken als je wilt, door de juiste mensen te volgen (of kranten en tijdschriften, dat kan ook).

“Maar”, zul je misschien zeggen, @antjevisser, jij noemt nu alleen beroemde mensen, natúurlijk zijn die leuk om te volgen, maar die anderen, dat zijn toch van die sneue narcisten die over niks anders tweeten dan wat ze nu weer eens zullen gaan eten? Het zijn niet allemaal grappige intellectuelen zoals @alaindebotton @antjevisser!” En daar heb je helemaal gelijk in. Maar vergeet niet hoe leuk het is om mensen in hun dagelijkse gang van zaken te volgen. Ook onbekende, op een bepaald moment begin je ze een beetje te leren kennen en wil je inderdaad weten wat ze vandaag gaan eten. Of in elk geval hoe hun dag verloopt.

En dát is nu juist weer heel normaal, dat we graag ogenschijnlijk onnodige informatie met elkaar delen. In het echte leven doen we dat ook. Als je bedenkt hoeveel informatie je in een gesprek met een vriend of vriendin of met je moeder, daadwerkelijk echt moet delen om verder te kunnen met je leven, dan is dat maar heel weinig. Toch kunnen sommige gesprekken erg lang duren. En dat is omdat we elkaar aftasten om de onderlinge binding te kunnen herbevestigen. Dat is vergelijkbaar met het vlooien dat apen doen. Het is een continu checken of we nog wel vriendjes zijn. Dus dat gebeurt ook op Twitter. Alleen autísten voelen hiervan de waarde niet.

Twitter is een persoonlijkheid met een multiple personality disorder. Eentje zoals je hem zelf wilt hebben. Wijs, knap, gevoelig, vaak grappig en ontzettend sociaal. Wat ik vanavond ga eten? Aardappelpuree met sperziebonen, maar als je me een beetje volgt op Twitter, wist je dat al!

zondag 29 januari 2012

De protesterende leraar.

Helaas, ik ben geen Oprah Winfrey. Ik dweep niet met leraren, alleen omdat het leraren zijn. Ik ben het wel met Oprah eens dat leraren heel belangrijk zijn voor onze maatschappij. Zij zorgen ervoor dat onze jonge mensen richting krijgen en kennis vergaren en daardoor hopelijk niet in de criminaliteit belanden, maar een nuttig en zinvol bestaan gaan leiden. Een hele verantwoordelijkheid. Maar wat kúnnen ze slecht tegen kritiek, die leraren...

Afgelopen donderdag staakte de leraar. Het schokte mij niet eens meer, omdat mijn beeld van de Nederlandse leraar niet bepaald positief is. Ik zie een wat zeikerige, zeurderige leraar voor me die aan het begin van het lesuur zuchtend zijn versleten schooltas op de tafel laat ploffen. Om vervolgens zijn lesje af te draaien, tussendoor gelaten zijn leerlingen corrigerend over stiekem telefoongebruik en geklets in de klas. Om dan ‘s avonds thuis met een theemok naast zich op tafel, zuchtend en steunend de proefwerken te corrigeren.

De leraar is moe. En dat is ie al een hele tijd. En ik word moe van de leraar. En dat komt omdat ik een ideaalbeeld heb van wat misschien wel een van de meest waardevolle rollen is die we hebben in de maatschappij. Het is een rol waarbij wijsheid en nederigheid past. Kwaliteiten die maar weinigen van ons bezitten en daarom kijken we zo vol verwachting naar de leraar. Hij zal ons tonen hoe we moeten leven, hij geeft ons zelfvertrouwen om onzekere situaties tegemoet te treden en hij troost ons wanneer wij het even niet zien zitten.

Maar de Nederlandse leraar staakt. Want hij is ontevreden. Ontevreden over het aantal uren dat hij moet draaien. Ontevreden over de verdiensten en ontevreden over het respect dat hij krijgt. En misschien heeft hij gelijk, hij moet ook veel uren draaien en hij verdient niet veel. En misschien wordt hij ook met te weinig respect bejegend. Wat moet je als zelfs ouders al gewelddadig worden tegen leraren als hun kind een keer wordt berispt. Dan zinkt de moed je misschien ook wel in de schoenen en sta je voor je het weet in de Jaarbeurs met een raar petje op en een sjaal om te demonstreren tegen het systeem. 

Het is ergens wel begrijpelijk, maar ik wíl het niet begrijpen. Ik wil dat de leraar visie toont in onmogelijke situaties, ik wil dat hij moed heeft en een voorbeeld voor zijn leerlingen is, ik wil dat hij creatief omgaat met de regels waaraan hij zich vanuit Den Haag moet houden, ik wil dat hij zijn leerlingen laat zien wat léven is. En ik wil vooral dat de leraar niet zeurt. Ik wil dat de leraar groter is dan ik.

In de Zenleer is er een ceremonie verbonden aan de leraar-leerling verhouding. De leerling spreekt vertrouwen uit in de zenweg en de ondersteuning van de leraar daarbij. De leraar toont zijn vertrouwen in het voornemen en de capaciteiten van de leerling. Misschien zou een ceremonie aan het begin van het schooljaar waar ook ouders bij betrokken zijn helpen het wederzijds respect terug te winnen. 

Maar dan moet de leraar als hij het niet eens is met het systeem niet ineens met een raar petje op gaan demonstreren. Want dat doet alles weer teniet. 

zondag 22 januari 2012

De bemoeiman

Die ene mannelijke collega, iets ouder, altijd bereid om jou uit te leggen hoe het zit. Je ziet hem bij de koffieautomaat en hij legt je uit waarom hij geen koffie meer drinkt, want weet je eigenlijk wel wat cafeïne met je lichaam doet? Je krijgt er kanker van!

Het is een bepaald type man, de bemoeiman, en ik ben hem in elke werkkring waarin tot nu toe heb verkeerd, tegengekomen. Hij is bijna nooit een echt leidinggevende en als hij het is 'coördineert' hij iets. Hij is naar eigen inzicht de belangrijkste en beste in zijn vakgebied, dus dat coördineren gaat samen met lange vergaderingen waarin hij gewapend met door hemzelf geschreven documenten de anderen vertelt hoe de wereld in elkaar steekt. Niemand neemt hem echt serieus.

Nu is mijn zwakte dat ik als ik iemand sneu vind, ik het moeilijk vind om onaardig te doen. Iedereen doet al afstandelijk tegen zo'n man, dus als zo'n man iets tegen mij zegt, dan luister ik. Althans ik dóe alsof ik luister. Ik luister naar waarom koffie slecht is voor mijn gezondheid, ik knik als hij zegt dat ik met koffie moet stoppen. Allemaal in de hoop dat het vanzelf stopt.

Maar dat doet het niet, zo'n man gaat door. Hij blijft adviezen geven vanuit de vaste overtuiging dat hij je iets te vertellen heeft. Wegkijken of net doen alsof je aan het werk bent, helpt niet. Hij maakt ook een grapje. Ik lach daar dan om, omdat ik hem niet wil teleurstellen. Ik vind hem immers sneu.

En dat is dom, heel dom. De bemoeiman houdt namelijk NOOIT op. Als je niet oppast, bemoeit hij zich ook nog met jouw vakgebied. Want hij heeft immers overal 'verstand' van. Hij legt het je wel even uit...

Als het eenmaal zo ver is gekomen in een intercollegiale relatie is er geen normale weg meer terug. Er gewoon een gesprek over beginnen is geen optie, de man heeft het zelfinzicht van een zeepaardje. Ineens niet meer reageren, helpt ook niet. De man heeft niet een bord, maar een heel campingservies voor zijn kop. En hoe vertel je iemand dat je alleen maar om zijn grapjes lachte omdat je hem zo zielig vond. De enige manier om van zo'n man af te komen is een andere baan nemen, want híj zal het niet doen. Hij zit al eeuwenlang op dezelfde plek, verwacht dus maar niet dat híj als eerste weggaat.

Het resultaat is, dat ik angstig om me heen kijkend het kantoor binnenschiet, altijd haast voorwend als ik de bemoeiman in kwestie tegen kom, schaapachtig lach als hij weer zijn grapje maakt, ik me verontschuldig dat ik nog steeds koffie drink... En dat allemaal omdat ik hém sneu vond. Hoe sneu is dat? 

Ik heb er van geleerd, ik lieg niet meer tegen bemoeimannen. De volgende keer laat ik gewoon een stilte vallen als hij zijn grapje maakt. Hoop ik...

zondag 15 januari 2012

SPIJT

1 keer in de zoveel tijd gebeurt het, je bent eind dertig en je krijgt DE vraag. "Heeft u eigenlijk kinderen?" 

Dit keer was het tijdens het wachten bij de tandarts, een praatje met de vrouw naast me. Hoe we er op kwamen, weet ik niet, ik begin uit mezelf nooit over familiezaken met wildvreemden, maar ze vroeg het. En ze was niet de eerste. 

"Nee", zei ik en hoopte het daarbij te kunnen laten. Maar de vrouw was vastbesloten, er moest meer drama te halen zijn. "Bent u niet bang dat u spijt krijgt?" Daar was ie, in vol ornaat: 
1. Heeft u kinderen; 
2. Bent u niet bang niet bang dat u spijt krijgt? 

Waar ik spijt van had, was dat ik er op in was gegaan, wat ging het haar aan. Maar nu waren we IN GESPREK. Ik kon geen kant meer op, zijzelf was wel moeder en het was haar lust en haar leven, ze kon zich niet meer anders voorstellen, of ik de foto's wilde zien... 

Ik heb nooit méér verlangend naar de tandarts uit gezien als toen in die wachtkamer.

Het eerlijke antwoord is: natúurlijk ben ik bang dat ik spijt krijg. Ik ben al bang dat ik spijt krijg als ik niet mee ga naar de kroeg. 'Bang om dingen te missen' is my middle name. Maar op dat niveau ligt het dan ook. Ik hoor geen klokken luiden, geen eierstokken rinkelen... ik hoor sowieso weinig.

Begrijp me niet verkeerd, ik vind baby's kleine wondertjes met hun lieve kleine vingertjes en kleine teentjes met die piepkleine nageltjes eraan. En dan kunnen ze ook nog zo ontzéttend aandoenlijk gapen... Maar daarna is het een hele tijd niks wat mij betreft. Ja, ze hebben nog steeds relatief grote ogen ten opzichte van de rest van hun gezicht en dat maakt dat je sympathie voor ze voelt, maar echt interessánt vind ik ze niet. Het begint voor mij pas weer leuk te worden als zo'n puber "IK HÁÁT JE! IK HÁÁÁÁT JE!!"-roepend de trap op stampvoet. Dát lijkt me dan wel weer lachen. Maar die tussenfase, van zo’n jaar of 15, nee, niks voor mij.

Maar leg dát maar es uit aan een MOEDER.

"Bent ú niet bang dat u spijt krijgt" was natuurlijk het enige juiste antwoord. Ze had deel 1 van haar kroost mee naar de tandarts en ik kon me levendig voorstellen dat ze spijt had als de slecht gebleekte haren op haar hoofd. Maar zoiets zég je natuurlijk niet tegen een moeder. 

Toch is het een interessante vraag. Wie van jullie ouders heeft toch spijt van het hebben van kinderen? Tuurlijk, tuurlijk, je zou je bloedjes nooit weg doen. Maar eerlijk?! Is er nooit eens een moment dat je denkt: "Had ik ze maar nooit gekregen, hoeveel ik ook van ze hou?" 

Het is namelijk wetenschappelijk bewezen dat het hebben van kinderen minder gelukkig maakt. 

Wie durft?

zondag 8 januari 2012

Dans met de perfectionist!

Dansen. Ik kan het niet. Dat zeg ík niet alleen, dat zeggen mijn beste vrienden ook. Maar ik trek me er niks van aan. Ik hups en ik hops alsof het een lieve lust is, hoe cheesier de muziek, B52's, ABBA, George Michael..., hoe leuker ik het vind.

Maar stijldansen dat is andere koek. Ik kan er erg van genieten als ik twee mensen gepassioneerd zie dansen. Dan ben ik stiekem een beetje jaloers. Helaas heb ik op mijn vijftiende niet op dansles gezeten, toen leek dat een zegening, nu voelt het als een gemis.
Want 20 jaar laar later loop ik met mijn geliefde in Central Park New York. Het is een mooie zomeravond. En ik zie het in de verte al aankomen. Er staat een groepje mensen spontaan te stijldansen, radiootje erbij. Mijn geliefde vraagt mij ten dans. Ik weiger, zeg nee, loop weg, ondanks dat ik weet dat hij erg goed kan dansen. De teleurstelling is van zijn gezicht af te lezen en het wordt niet de meest gezellige taxirit naar huis. Wat bezielde me? Ik wist het niet.

Ik weet het wel. Ik wilde niet afgaan. Niet voor de mensen die daar stonden en niet voor mijn geliefde. Alles liever dan afgaan, dan maar een verpeste avond. Thuis in Brooklyn hebben we het goed gemaakt. We schoven de tafel en de bank aan kant en we dansten. En ik kon het ook. Omdat hij kan leiden en ik kon me er aan overgeven. Toen wel. Ik leerde me mee te laten voeren op de muziek. En ik kon beter volgen dan ik dacht. Het was alsof ik vloog!

Terug in Nederland had ik de smaak te pakken. Het dansen had mij in zijn greep. Ik leende  een salsaDVD van een vriendin en ik oefende de passen voor de TV in de huiskamer. Met de gordijnen dicht, dat wel. Ze vroeg me mee naar zo'n salsa-avond in een café. Ze verzekerde me dat het echt niet erg was dat ik het nog niet echt kon. Ik kende immers de basisstappen?

Dus ik ging. In spijkerbroek, een rokje zou te pretentieus zijn. Wel goede dansschoenen natuurlijk. En ik had alle pasjes van te voren nog even doorgelopen. Ik voelde me redelijk zeker. Tót die eerste dans. De wat ielige jongen die mij ten dans vroeg, het waren allemaal wat ielige jongens eigenlijk, kon het niet met mij. Dat zei hij ook: "ik kan het niet met jou, je zet je pasjes verkeerd." Ik verlamde meteen en het werd niets meer die avond.

Wat was er gebeurd? Een maand geleden had ik nog zo fantastisch gedanst! En nu liet ik me door zo'n joch wegzetten, met zijn: "je kunt de pasjes nog niet." Als ik de dans beter had beheerst had ik hem alle hoeken van de kamer laten zien. Dan had ik hem laten zien wat passie is en ik zou behendig om zíjn foute danspassen heen zijn gedanst. Maar ik beheerste de dans nog niet, dus dat kon ik niet doen.

De jongen sprak natuurlijk tegen de perfectionist in mij. Ik wist heel goed dat ik de passen nog niet perfect beheerste, dat hoefde hij mij niet te vertellen. Maar goed leiden kon hij dus ook niet en passie in zijn donder had hij al helemaal niet. Hij deed me in alles denken aan het type middelmanager. Geen visie, maar wel zeuren over details en procedures. Terwijl het daar niet mee begint.

Goed leiderschap begínt met visie en inspiratie. En een goed leider vertrouwt er op dat zijn volgers zijn visie zien. En blijven oefenen, want de perfectionist mag er zijn, móet er zijn zelfs, maar hij mag nooit de leiding nemen. Want dan kom je niet aan dansen toe. Dat geldt op de dansvloer en dat geldt op de werkvloer. 

Die perfectionist in mij? Die tango ik er nog wel een keer onder! Met zijn achtjes...

Voor meer inspiratie: Benjamin Zander
http://www.ted.com/talks/benjamin_zander_on_music_and_passion.html